Ridster, ridderin of ridderes?


In de jeugdliteratuur rukt de vrouwelijke ridder op. Zo introduceerde Janneke Schotveld de ‘dappere ridster’ en maakte Benjamin Leroy een ‘grappig verhaal over stoere ridders en ridderinnen’. Het riep bij mij de vraag op of er een grammaticale juiste vorm bestaat voor een woord dat een vrouwelijke ridder aanduidt. Ik legde de vraag voor aan de taaladviesdienst van Onze Taal en kreeg een uitgebreid antwoord van taaladviseur Roos de Bruyn.

Als eerste wordt vastgesteld dat er geen gebruikelijke vrouwelijk vorm voor’ ridder’ bestaat en daarom zou je ‘ridder’ als een sekseneutraal woord kunnen gebruiken.
Stel dat je dit niet wilt dan liggen er drie mogelijkheden die in aanmerking komen: ‘ridster’, ‘ridderin’ en ‘ridderes’. Andere mogelijkheden, bijvoorbeeld ‘riddere’ of  ‘ridderse’ zijn volgens de taalregels geen optie.

Het woord ‘ridster’ lijkt op woorden als ‘berijdster’ of ‘voedster’, maar er is een verschil. Het achtervoegsel ‘-ster’ wordt in laatstgenoemde woorden namelijk aan een werkwoordstam geplakt.
In woorden als ‘bedelaarster’ of ‘herbergierster’ is ‘-ster’ aan een mannelijke persoonsnaam op ‘aar’ en ‘ier’ verbonden en dat is niet het geval bij het vervrouwelijken van ‘ridder’.
Als je van ‘ridder’ het woord ‘ridster’ maakt is dit dus niet helemaal volgens de regels. Zou je het doen zoals het hoort dan wordt het ‘ridderster’. Dat klinkt echter niet lekker en bovendien zou het dan ook ‘de ster van de ridder’ kunnen betekenen.

Is ‘ridderin’ dan een betere keuze? Het woord lijkt op ‘herderin’ of ‘keizerin’.
‘Ridderin’ blijkt al een oud woord te zijn. In het historische Woordenboek der Nederlandsche Taal staat; ‘Ridderin, een vrouw van adel (…), of: de vrouw van een ridder’.
Het woord ridderin was dus ooit in gebruik, maar had een andere betekenis.

Dan ‘ridderes’. Dit woord lijkt op ‘zangeres’, ‘lerares’ of ‘genezeres’. Zelf ‘-es’ aan een woord toevoegen en zo een nieuw woord creëren is volgens de grammaticale regels niet correct.

De conclusie moet zijn dat er op alle drie de vormen iets is aan te merken. Toch is er behoefte aan een vrouwelijke vorm van 'ridder' en Roos de Bruyn stelt voor dat schrijvers daarin hun eigen voorkeur volgen en de woordvormingsprincipes laten voor wat ze zijn. Het staat hen vrij te kiezen tussen het stoer klinkende ‘ridster’, het vrolijke woord ‘ridderin’ of het wat formeel klinkende ‘ridderes’. De tijd zal leren welke vorm (of vormen) populair worden en wie weet ooit terecht komen in de Woordenlijst Nederlandse Taal.