9 tot 12 jaar
Smokkelkinderen - Jacques Vriens
Het is 1934. De twaalfjarige Arie woont in de grensstreek. Aan het begin van het verhaal ligt hij in bed en wacht tot zijn vader Corneel thuis komt. Vader smokkelt met zijn vaste maten boter over de grens om wat bij te verdienen. Corneel is werkloos en van het geld van de steun kunnen ze niet rondkomen. Arie hoopt dat hij snel een keer mee mag met de smokkelbende, maar zijn oma wil daar niets van weten. Arie en Corneel wonen bij oma, samen met Arie´s veertienjarige zusje Nelleke die verstandelijk gehandicapt is. Arie heeft zijn moeder nooit gekend en ook zijn opa niet, over hen wordt niet gesproken.
Het smokkelen is niet zonder gevaar, zeker niet sinds er een nieuwe grenswachter uit Holland is gekomen die voorgoed een einde aan het smokkelen wil maken. Op een dag wordt Corneel verraden en opgepakt. Oma neemt het heft in handen en stelt Arie een gewaagd plan voor.
In zijn vijfde historische kinderboek brengt Jacques Vriens een bijzondere periode tot leven. Smokkelen werd in de grensstreek lange tijd niet als misdaad gezien, het was meer een soort sport waarbij de smokkelaar uit handen van de grenswachters moest blijven. Die grenswachters waren veelal dorpsgenoten. Maar mensen van buiten, in het boek is dat de nieuwe commandant uit Holland, denken daar anders over. Daarmee komen niet alleen de smokkelaars in de problemen, maar ook de plaatselijke grenswachters die eigenlijk niet hard willen optreden, maar ook hun baan niet willen verliezen. Het is een ongeschreven wet dat er onderling niet over het smokkelen gepraat wordt. Arie kan dan ook zonder problemen bevriend zijn met de zoon van een grenswachter. Maar als de jacht op de smokkelaars verhardt wordt dit moeilijker, zeker als er een verrader in het spel is. Arie heeft een vermoeden wie dat is, maar weet niet goed wat hij met deze kennis aanmoet.
De zoektocht naar de verrader is slechts een van de thema´s uit het boek, Vriens snijdt ook andere thema´s aan. Zo worstelt Arie met zijn tegenstrijdige gevoelens ten opzichte van zijn gehandicapte zusje. Hij houdt van haar, maar hij haat haar als hij uitgelachen wordt omdat ze in haar broek heeft gepoept. Van het meisje waar hij verliefd op is leert hij hier beter mee om te gaan. Gaandeweg komt Arie ook meer te weten over zijn opa en zijn moeder en de redenen waarom er over hen niet gesproken wordt. Het verhaal heeft, zoals we dat gewend zijn in Vriens´ boeken, een mooi slot.