Eric Carle en Rupsje Nooitgenoeg


Eric Carle (1929) was al veertig toen zijn carrière als prentenboekenmaker op stoom kwam. In 1969 verscheen zijn bestseller The Very Hungry Caterpillar, in het Nederlands vertaald als Rupsje Nooitgenoeg. Dit boek werd in 62 talen vertaald en er werden ruim 46 miljoen exemplaren van verkocht. Carle werd een vermogend man.
Hoe anders zag zijn leven eruit toen hij in 1952 aankwam in Amerika met een goed gevuld portfolio en veertig dollar op zak. Carle is geboren in Amerika, in Syracuse New York, maar verhuisde met zijn ouders in 1935 naar Duitsland. Hij groeide daar op tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Carle had een hekel aan school, hij vond het saai. Zijn tekentalent werd er wel al vroeg ontdekt en aan zijn ouders werd gevraagd dit talent te koesteren. Dat deden ze graag, al was het maar omdat zijn vader zelf kunstenaar had willen worden.
Carle groeide op in een grauwe omgeving waarin kleur ontbrak; uit de steden waren de kleuren vervangen door grijs en bruin (om ze te camoufleren voor bommenwerpers) en ook in de kunst was het kleurgebruik niet spectaculair. Expressionisten en abstracte kunst waren door nazi’s bestempel als ‘entartete kunst’ en verboden. Toen een kunstleraar de jonge Carle heimelijk werk liet zien van Picasso en Matisse was hij geschokt, pas later op de kunstacademie in Stuttgart leerde hij dit werk waarderen. Deze ervaringen hebben veel invloed op Carle gehad en maakte hem tot een kunstenaar die uitsluitend kleurrijk werk maakt en nooit een saai kinderboek wil afleveren.
Toen Carle emigreerde naar Amerika vond hij werk in de reclamebusiness. Ook dat heeft zijn werk beïnvloed. Van een reclamemaker wordt verwacht dat hij met een aansprekend en niet al te complex beeld direct een boodschap kan overbrengen. Carle is daar een meester in. Hij kiest er meestal voor zijn onderwerp frontaal of in een zijaanzicht af te beelden, opvallende perspectiefkeuzes maakt hij zelden. Carle werkt met gekleurd papier dat hij over elkaar plakt en soms ook beschilderd. Kleine details brengt hij aan met krijt of inkt. 



In 1967 benadert Bill Martin Jr. Carle met de vraag of hij zijn kinderboek wil illustreren. Het boek spreekt Carle aan, vooral de eenvoud ervan. Samen maken ze Beertje bruin wat zie jij daar? Het wordt een zeer succesvol boek dat nog altijd te koop is. Een jaar later maakt Carle voor het eerst zelf een prentenboek: 1, 2, 3, ik tel de dieren die ik zie. In dit boek zien we al Carle’s handelsmerk: kinderboeken waarvan iets geleerd kan worden, zonder dat dit dwingend is. Over 1,2,3, ik tel de dieren die ik zie zegt Carle in een interview dat hij verwacht dat veel kinderen giraffen en nijlpaarden zullen gaan tellen, maar dat er ook kinderen zullen zijn, ‘de verhalenvertellers van morgen’, die meer oog hebben voor het kleine muisje dat door het boek wandelt; zij zullen zich afvragen wat het muisje te zeggen heeft.
Een jaar later maakt Carle zijn meest succesvolle boek: Rupsje Nooitgenoeg. Het ontstond uit een stapel papier waar hij gaatjes in had gemaakt en hij bedacht daar een verhaal bij over een boekenworm. Het boek zou de titel A week with Willie Worm krijgen. Zijn uitgever adviseerde echter het verhaal een andere wending te geven omdat een groene worm als hoofdpersoon de lezer niet zou aanspreken. En zo werd de worm een rups en de rest is geschiedenis.
Het verhaal over de rups die zich gedurende een week door van alles en nog wat eet en uiteindelijk een prachtige vlinder wordt laat weer de combinatie zien van een leerrijk verhaal dat ook zonder leerdoelstellingen aantrekkelijk is om (voor) te lezen. Hoewel Carle dit niet bedacht bij het maken van het boek, denkt hij nu dat het enorme succes ook is toe te schrijven aan de onderliggende hoopvolle boodschap: ‘It’s a book of hope. That you, an insignificant, ugly little caterpillar can grow up and eventually unfold your talent, and fly into the world.
Rupsje Nooitgenoeg werd ook in Nederland een groot succes. De eerste druk verscheen in 1969. Wie boek het vertaalde en van 'The Very Hungry Caterpillar' 'Rupsje Nooitgenoeg' maakte is niet te achterhalen. De uitgever houdt het op ‘de teksten van Carle zijn hier binnen Gottmer vertaald’ en dus zullen we nooit weten wie verantwoordelijk is voor de toevoeging van een nieuw begrip aan de Woordenlijst Nederlandse Taal.

Carle maakte nog veel meer succesvolle prentenboeken, waaronder Wil jij mijn vriendje zijn (1971), Het lieveheersbeestje dat niet lief deed (1977), De spin die het te druk had (1984), De krekel die niet kon tsjirpen (1990) en Van top tot teen (1997). Ook dit zijn speelse boeken waar de lezer, als hij dat wil, iets van kan leren. Voorbeelden van Carle’s speelse toevoegingen zijn gaten in de bladzijden, geluideffecten of een lampje.
Het kinderboekenoeuvre van Carle bestaat inmiddels uit ruim zeventig boeken, waarvan er 145 miljoen wereldwijd werden verkocht. Inmiddels is ‘Mr. Picture writer’ Carle 88 en nog altijd aan het werk.