2 tot 4 jaar
Wij gaan op berenjacht - Michael Rosen
Het verhaal is gebaseerd op een Amerikaans volksliedje. Michael Rosen zong het graag als hij optrad voor kinderen en zo leerde de Engelse uitgever de tekst kennen. Hij zag er een prentenboek in en vroeg Rosen om de tekst daarvoor te maken. Dat gaf wel wat problemen, want hoe moest Rosen de geluiden die in het verhaal voorkomen opschrijven? En ook moest het verhaal wat langer worden. Dus voegde Rosen een sneeuwstorm aan het verhaal toe en bedacht hij klanknabootsende woorden om de spannende tocht ook in boekvorm tot een avontuur te maken.
Het verhaal gaat over een groep kinderen die op berenjacht gaan. Onderweg komt het gezelschap hindernissen tegen: een grasveld met lang wuivend gras, een diepe koude rivier, dikke slikkerige modder, een diep donker woud en een jagende zwiepende sneeuwstorm. Tenslotte komen ze bij een nauwe donkere grot. Als ze uiteindelijk oog in oog staan met de beer weten ze niet hoe snel ze weg moeten komen. De kinderen rennen terug door de grot, door de sneeuwstorm, door het woud, door de modder, door de rivier en door het gras. En de beer? Die komt ze achterna.
De tekst leunt op herhalende passages en de grappige geluiden die de tocht begeleiden. Na elke overwonnen hindernis herhaalt het gezelschap dat ze op berenjacht gaan en dat ze niet bang zijn. Tot er een hindernis opduikt die steevast leidt tot de kreet `O jee!’ . Er is ook altijd maar een oplossing mogelijk. De kinderen kunnen niet ‘bovenover’ of ‘onderdoor’, ze moeten er iedere keer ‘dwars doorheen’. Dus gaan ze ‘zwieperderzwiep’ door het hoge gras, plenserdeplons’ door het water en ‘loeierdeloei’ door de sneeuwstorm. Groot is de pret bij het voorlezen als de kinderen terugrennen. Dan worden alle geluiden herhaald, maar heel snel natuurlijk want er is haast.
In de Nederlandse tekst zijn de geluiden minder klanknabootsend dan in het Engelse origineel. Daar gaan ze bijvoorbeeld ‘Hoooo Wooo’ door de sneeuwstorm terwijl in de vertaling ingespeeld wordt op werkwoord dat bij een sneeuwstorm past en gaat het gezelschap ‘loeierdeloei!’ door de storm.
Het prentenboek is niet alleen geliefd om de tekst die zo lekker voorleest maar zeker ook om de prachtige illustraties van Helen Oxenbury, een bekende een vaak bekroonde illustratrice. Oxenbury kreeg de vrije hand en ze voegde veel aan het verhaal toe. Zo besloot ze dat een groep kinderen op jacht zou gaan en haar eigen kinderen stonden daarvoor model. De oudste jongen wordt vaak voor de vader van de kinderen aangezien, maar zo was het niet bedoeld. De landschappen waar de groep doorheen trekt zijn allemaal plaatsen in Groot Brittannië waar de schrijfster wat mee heeft, bijvoorbeeld de modderplassen in East Anglia en de kust van Wales.
De illustraties zijn zacht van kleur en er heerst een positieve sfeer in het boek. De kinderen lachen vaak en ze helpen elkaar. Maar ook de spanning en twijfels zijn af te lezen aan de gezichten. Echt spannend wordt het als de kinderen de beer achter zich aankrijgen. Gelukkig weten ze hem buiten de deur te houden. Op het schutblad zien we dat de beer uiteindelijk afdruipt. Hij ziet er dan helemaal niet meer griezelig uit, eerder eenzaam.
Het nu ruim dertig jaar geleden dat het prentenboek geschreven werd en het is nog altijd erg populair. Het werd vele malen bewerkt voor televisie of theater. Tijdens de coronacrises is het boek de inspiratie geworden een wereldwijde berenjacht waarin kinderen in hun buurt op zoek gaan naar beren die voor een raam zitten. Het is wel wrang dat de schrijver van het boek zelf is besmet met het coronavirus en terwijl ik dit schrijf al weken in het ziekenhuis ligt.
Wij gaan op berenjacht is een tijdloos prentenboek dat zich keer op keer met veel plezier laat voorlezen en prachtig is geïllustreerd.