De NEEhoorn - Marc-Uwe Kling


Een prentenboek met op de kaft het woord Nee in hoofdletters doet vermoeden dat het geschreven is voor peuters (en hun ouders) om de zogenaamde peuterpuberteit te overleven. Maar dat is niet de doelgroep die de Duitse schrijver Marc-Uwe Kling voor zijn boek De NEEhoorn voor ogen had, want daarvoor is de tekst te lang en te ingewikkeld. Het is ook geen prentenboek met een moraal, bij monde van de hoofdpersoon laat de schrijver namelijk weten dat ‘als je graag een moraal wilt hebben, mag je er lekker zelf een verzinnen.’ Wat is het dan wel voor een boek? Het is vooral een grappig boek vol met taalgrappen. 
Het gaat over een jonge eenhoorn die zich niet thuis voelt in de mierzoete wereld van de eenhoorns.
Eenhoorns wonen in het Hartenwoud waar de bloemen zo groot zijn als bomen, stenen van pluche zijn en de wolken gemaakt van suikerspin. Elke dag schijnt er de zon, men vermaakt zich door samen van de regenboog te glijden of hand in hand rond te springen met ‘koddige kabouters’. Groot is de vreugde als er een mooie eenhoornbaby wordt geboren. Maar de nieuwgeborene voelt zich helemaal niet op zijn plek. Nee is zijn favoriete woord en al snel noemt iedereen hem de NEEhoorn.
Op een dag trekt de NEEhoorn de wijde wereld in. Hij gaat lekker rollen door de modder, pest een paar babypoesjes en ontmoet een wasbeer die een WATbeer blijkt te zijn, want WAT is het meest gebruikte woord van de wasbeer omdat hij niet goed hoort (of niet goed wil horen). De NEEhoorn en de WATbeer worden vrienden. Ze gaan samen op pad naar Nergens. Onderweg sluiten de KUS-m’n-KONT-hond en de WELLES-prinses zich bij het gezelschap aan. Het viertal kan het goed met elkaar vinden. Samen zijn ze gezellig chagrijnig en héél, héél soms hebben ze met z’n vieren een goed humeur, ‘voor de afwisseling’.

De oorspronkelijk Duitse tekst is geweldig vertaald door Jaap Robben en het is te merken dat hij naast een goede schrijver ook dichter is. Het eerste gedeelte van het verhaal is namelijk op rijm, want zo spreken eenhoorns nu eenmaal, en Robben laat daar een paar prachtige taalvondsten zien. Pas als de NEEhoorn zich heeft losgemaakt van zijn immer goedgehumeurde familie verliest de tekst zijn rijm.
De vrienden die de NEEhoorn maakt hebben in de het Duits namen die niet een-op-een naar het Nederlandse vertaald kunnen worden. Robben heeft daar een knappe draai aan gegeven. Vooral op de laatste bladzijden van het boek kan de lezer daar van genieten als er nog een groot aantal
merkwaardige dieren worden voorgesteld, zoals de Boterhamster (een hamster die altijd honger heeft) of het Dweilpaard (een nijlpaard die zijn plas niet kan ophouden). 
Het is een vermakelijke insteek om een grappig boek te maken over vier personages die het slechte humeur en betweterigheid tot kunst hebben verheven. Ze hebben een eenzijdige conversatie  en daardoor verlopen hun gesprekken vaak hilarisch. Bijvoorbeeld als de WELLES-prinses een stukje op de rug van de ‘die snoezige eenhoorn’ wil rijden die natuurlijk NEE zegt. Ze vinden een compromis: eerst mag de Neehoorn een stukje op de rug van de prinses en dan draaien ze de rollen om en dat levert dan weer een grappige illustratie op.

De illustraties, gemaakt door van Astrid Henn, spelen bij aanvang van het verhaal in op het ware eenhoorngevoel. Zachte kleuren en veel roze domineren. Het kleurpalet wordt rijker als de NEEhoorn op pad gaat, maar blijft warm en uitnodigend. Vermakelijk zijn de gezichtsuitdrukkingen die Henn tekent, vooral omdat ze laat zien dat de kampioenen van het slechte humeur eigenlijk best vaak tevreden zijn.

De NEEhoorn is een grappig boek dat in sprankelende taal en vrolijke tekeningen een ode brengt aan het recht om chagrijnig te zijn.

De NEEhoorn
Marc-Uwe Kling, vertaald door Jaap Robben met illustraties van Astrid Henn 
Volt, 2020