9 tot 12 jaar
Het grote boek van Madelief - Guus Kuijer
De Alma wordt sinds 2003 uitgereikt en Guus Kuijer is de eerste Nederlander die hem ontvangt. Hij bevindt zich in het goede gezelschap van onder andere Maurice Sendak (Max en de maximonsters) en Philip Pullman (de Gouden Kompas-trilogie).
Het winnen van de Alma was aanleiding om Het grote boek van Madelief te herlezen. In deze bundel zijn vijf boeken over het eigenzinnige meisje Madelief gebundeld, de afzonderlijke boeken verschenen tussen 1975 en 1979.
In het eerste boek, Met de poppen gooien, beleeft de negenjarige Madelief allerlei kleine avonturen. Zo vragen Madelief en haar vriendin zich af of een man op een bankje niet dood is, vertelt Madelief dat ze vroeger een ander hoofd had en er wordt een duif gered met hulp van een rare dierenarts. Aan het einde van het eerste boek moet Madelief verhuizen. In het tweede boek, Grote mensen, daar kan je beter soep van koken, is het grote vakantie en onderzoekt Madelief haar nieuwe woonomgeving. In een leegstaand huis maakt ze kennis met Robbie, die tegen wil en dank bevriend raakt met Madelief. In het derde boek, Op je kop in de prullenbak, gaat Madelief naar haar nieuwe school en treft daar een meester die zo zijn eigen ideeën over het geven van onderwijs heeft. Het vierde boek in de bundel is een van Kuijers mooiste boeken: Krassen in het tafelblad. De oma van Madelief overlijdt, Madelief kende haar nauwelijks. Het boek beschrijft, ontroerend mooi, hoe zij haar oma leert kennen via de verhalen die opa, oom en moeder vertellen en langzaam maar zeker gaat Madelief oma begrijpen. In het laatste boek van de bundel, Een hoofd vol macaroni, ontdekt Madelief dat ze verliefd is op Tom. Haar vriendin snapt er niets van, maar het is sterker dan Madelief zelf en ze mengt zich in zijn leven. Een spannend leven want Tom voert een straatbende aan die met houten zwaarden, speren en schilden het opneemt tegen de bende van Gekke Eddie.
Het is verrassend om te zien dat in het eerst Madeliefboek, zijn debuut als kinderboekenschrijver, al op de eerste bladzijde van die typische Kuijerkenmerken zichtbaar zijn. De eigenzinnige vrouwelijke hoofdpersoon bijvoorbeeld die de wereld graag naar haar hand zet. Madelief overtuigt haar vriendin moeiteloos van haar overwicht op de kat:´zal je zien´ zegt Madelief ´als ik het maar zég, dan komt hij niet´.
De Madeliefboeken werden in de jaren zeventig geschreven, in een tijd waarin de man-vrouwrollen opnieuw gedefinieerd werden. Madelief heeft daar natuurlijk een mening over:´Nou, ik neem geen man hoor. Mij niet gezien. Dan moet je altijd afwassen. Mijn moeder heeft er ook geen.´ Het is een voorbeeld van het vermogen van Kuijer om serieuze onderwerpen haarscherp, maar met warmte en humor in zijn boeken te verwerken, een vermogen dat de Almajury in haar juryrapport roemt.
Kuijer staat altijd aan de kant van kind, de jury zegt daarover:´respect for children is as self-evident in his works as his rejection of intolerance and repression´. Of in de woorden van Madelief: ´Volwassenen...allemachtig, als je dát nog niet weet. Die zeggen nooit iets normaals´.
De Madeliefboeken mogen tot de klassiekers in de Nederlandse kinderliteratuur gerekend worden en ze zijn slecht één hoogtepunt in het oeuvre van Kuijer. Ook de verhalen over Polleke en de maffe verhalen over Tin Toeval mogen niet gemist worden. Kuijer zelf vindt Het Boek van alle dingen (2004) zijn belangrijkste werk.