Dat is heel wat voor een kat - Judith Viorst


Roetje is dood. Roetje was mijn poes.
Ik vind het zo erg.


Dit is de eerste zin uit Dat is heel wat voor een kat, geschreven door Judith Viorst. De Nederlandse vertaling van dit oorspronkelijk Amerikaanse boek verscheen in de jaren zeventig voor het eerst. In 2007 bracht uitgeverij Gottmer het boek opnieuw uit met andere illustraties en een nieuwe frisse vertaling.
Het prentenboek gaat over het verdriet bij het overlijden van een huisdier, poes Roetje. Met weinig woorden, maar goed gekozen woorden, vertelt een kind over de dagen na het overlijden.
´Mama zat op mijn bed en gaf me een knuffel. Ze zei dat we Roetje de volgende ochtend zouden begraven. Ze vroeg of ik tien mooie dingen over Roetje kon bedenken, om te vertellen op de begrafenis.´
Negen dingen weet de verteller te bedenken. Na het uitspreken van de negen ´mooie dingen´ over Roetje wordt de begrafenis afgesloten met het zingen van een poezenlied. Buurmeisje Merel woont de begrafenis bij en met haar heeft de verteller een discussie of poezen naar de hemel gaan, of onder de grond blijven liggen. Papa moet daarover het laatste woord zeggen, maar papa weet het niet: ´We weten niet zo veel van de hemel, zei papa tegen Merel. We weten eigenlijk niet eens zeker of-ie er is.´
De verteller gaat papa helpen in de tuin, waar ze papa vertelt ´dat ik het niet leuk vond dat Roetje dood was´. Als papa en de verteller gaan zaaien vertelt papa dat zaadjes in de aarde veranderen, want ´onder de grond verandert alles´, zelfs Roetje zal over een tijdje helemaal zijn opgenomen in de aarde.
´s Avonds is de verteller nog steeds verdrietig, maar ze weet nu wel tien mooie dingen over Roetje:

´Roetje was dapper (..). En slim. Grappig. En schoon.
Roetje was zacht en mooi, en hij heeft maar één keer een vogel opgegeten.
Hij snorde heel lief, soms vlak bij mijn oor.
En soms sliep hij op mijn buik, dat was lekker warm.
(…)
Roetje ligt onder de grond en hij zorgt ervoor dat de bloemen en de bomen en het gras kunnen groeien.
En dat is heel wat voor een kat.
Vind je niet?´

De nieuwe uitgave is geïllustreerd door Fleur van der Weel. Haar tekenstijl is heel anders dan die van Erik Blegvad die de oorspronkelijke illustraties maakte. De grondkleuren van het boek zijn somber, maar op iedere pagina zijn ´lichtpuntjes´opgenomen. De verteller, een meisje, heeft bijvoorbeeld een lichtblauwe paraplu, net zo blauw als de sjaal waar Roetje in begraven wordt, de bloemen op het graf zijn rood, de kruiwagen in de tuin blauw en in de tuin overheersen herfstkleuren. Bij het openen van het boek zijn de kleuren grauw, bij het dichtslaan is er weer kleur.
Fleur van der Weel heeft een herkenbare stijl. Ze houdt van zwart en vindt het een misvatting dat kinderen alleen van felle kleuren zouden houden. Van der Weel werkt graag met grote vlakken en haar stijl is grafisch. Het heeft in dit boek passende mooie illustraties opgeleverd. Twee bijna zwarte pagina´s bijvoorbeeld waar we Roetje onder de grond kunnen zien, met zijn oogjes dicht. Op de volgende pagina zien we de hemelvariant. Aan de bovenkant van de pagina zijn verschillende dieren op hun kop afgebeeld, vooral veel katten.
De illustraties lijken summier, maar er is toch heel wat op te zien. Van der Weel bouwt niet alleen subtiel het kleurgebruik op, ook andere details laten het verloop van het rouwproces zien. Eerst zit de verteller eenzaam op een stilstaande schommel, later in het verhaal hangt ze op haar buik over een bewegende schommel in een herfstige winderige omgeving en aan het einde van het verhaal schommelt ze zittend voluit in een kleurig voorjaarslandschap.

Dat is heel wat voor een kat blijft een bijzonder boek en is een goed hulpmiddel om met kinderen te praten over de dood van een huisdier. Het boek is een mooi cadeau voor ieder die zijn kat verliest, een cadeau om te ontvangen en weer door te geven als teken van medeleven. Het verlies van een huisdier is immers niet alleen voor kinderen een groot verdriet.

Dat is heel wat voor een kat
Judith Viorst, vertaald door J.H. Gever met illustraties van Fleur van der Weel 
Gottmer, 2007