Doodgewoon - Bette Westera

                                            

Soms komt er een boek binnen waarvan je direct ondersteboven bent. Doodgewoon van Bette Westera en Sylvia Weve is zo´n boek. Een prachtig boek vol gedichten en illustraties die lijken te gaan over de dood, maar toch vooral het leven beschrijven.

Het gewaagde thema is divers uitgewerkt. Natuurlijk zijn er gedichten waar de pijn van het verlies prachtig onder woorden wordt gebracht, maar het gaat over veel meer. Westera stelt bijvoorbeeld de vraag hoe het leven zou zijn als je niet kon sterven:´Als je nou eens niet kon sterven,/ was vakantie dan nog fijn?/ Zou je je nog steeds verheugen/ op dat reisje met de trein?´/
Of het gaat over de angst voor de dood: ´Ik wil je graag iets vragen, Dood./ Mag ik even op je schoot?/ Even maar. Ik ben nog klein/ en vraag me af hoe het zal zijn/ om dichter naar je toe te leven./´
Grafspreuken ontbreken niet en die zijn, zoals gebruikelijk in dit genre, grappig:´Deze rups werd nooit een vlinder. Jammer weer een vlinder minder´.
Verschillende gedichten gaan niet direct over sterven en rouw, maar over onderwerpen die geassocieerd worden met de dood, zoals het gedicht Hospice:´Het huis staat in een doodgewone straat./ Hij komt erlangs als hij naar judo gaat./ Een donkerbruine voordeur met een bel, maar zonder namen./ Er gaan ook mensen levend in en uit,/ met lege handen, tranen, bloemen, fruit./ Een huis in een gewone straat, met zeven brede ramen.´/
Westera maakt ook gedichten waarin het omgaan met de dood vanuit andere culturen aan de orde komt, waaronder het ontroerende gedicht Narayama waarin de zoon huilend zijn oude moeder de berg op draagt waar hij haar zal achterlaten om te sterven.
Westera´s gedichten zijn vaak vergeleken met het werk van Annie M.G. Schmidt. Dat is een voor de hand liggende vergelijking omdat beide dames hun gevoel voor ritme en humor met elkaar delen. Ook in Doodgewoon staan gedichten die voor deze vergelijking in aanmerking komen, zoals het gedicht Vaas:´Ze eet. Hij staat er net een uur./ Ze vond hem eigenlijk te duur,/ die vaas. Maar ach, hij past bij de gordijnen./ Precies hetzelfde donkerrood./ Te duur voor Jan. Maar Jan is dood- /het zijn nu echt háár centen, niet de zijne.´/
Toch maakt Westera zich in deze bundel definitief los van Schmidt. De gedichten in Doodgewoon laten een grote diversiteit zien, zowel in onderwerpkeuze als in rijmschema´s en alles klopt. Wellicht komen daarom de gedichten die gaan over het definitieve van de dood, de oneerlijkheid ervan en over het gemis van degene die je lief hebt zo binnen. Het zijn gedichten die spreken van ´de leegste stoel die er bestaat´, of een lange litanie van alle situaties waarin de overledene wordt gemist, of de hartverscheurend rouwkaart waarin alle troost vergeefs lijkt, of de pijn om het verlies van het kindje dat te vroeg geboren werd.

Sylvia Weve, die een Gouden Penseel kreeg voor een ander boek dat ze samen met Westera maakte (Aan de kant, ik ben je oma niet!) vindt zichzelf wederom opnieuw uit. Haar stijl blijft weliswaar herkenbaar maar is toch vernieuwend. Het kleurpalet is divers, al domineren de bruin/rode tinten. Vaak zijn de illustraties verrassend, zoals een hinkelbaan waar vanaf de zeven de getallen zijn door gekruist bij een gedicht over een vroege dood, of haar versie van magere Hein, of de speelse illustratie van een wereld zonder dood, een stadsgezicht dat grote overeenkomsten vertoont met de illustratie bij het gedicht Zonder jou waarop te zien is dat de wereld ´zonder jou´ gewoon door raast.
Omdat het boek soms halve bladzijden heeft kan Weve spelen met overgangen naar een nieuwe pagina. Dat doet ze briljant, zo blijkt onder de illustratie van de hinkelbaan het graf van een rups te liggen. Ook verbindt ze door middel van haar illustraties gedichten aan elkaar, zoals het gedicht Nooit meer is voor altijd met het gedicht Beter niet dat gaat over´zeven dingen die je beter niet kunt zeggen tegen iemand die een tijdje terug zijn vader heeft verloren´. Weve is origineel, bijvoorbeeld op de prachtige illustratie waar de jas van oma nog overduidelijk haar vingerafdruk draagt of de dansende spullen van een erfenis.
Het laatste gedicht, dat nog gevolgd wordt door een uitleg over onderwerpen die in het boek aan de orde komen, is een opgewekt gedicht. Kleurige insecten zoemen rond een grafsteen in een vrolijke omgeving:´Hier lig ik dan,/ begraven in een grazig stukje groen,/ en denk wat ik al eerder dacht:/ de dood is goed te doen.´/

Wat mij betreft is Doodgewoon het mooiste boek van 2014, een boek om (jezelf) cadeau te doen.

Het boek won de Woutertje Pieterse Prijs 2015. De jury zegt over het boek:´Gedichten en illustraties die niet alleen het thema van de dood behandelen maar dat levensgrote thema te lijf gaan, omarmen, op afstand houden, waarde geven en meester maken, allemaal tegelijk in één boek.´
Doodgewoon kreeg ook een Zilveren Griffel. Uit het juryrapport: ´Bette Westera heeft met Doodgewoon een schitterende, ongekend rijke bundel doodslyriek geschreven, waar verdriet, verwondering, opstandigheid, berusting en woede onder woorden worden gebracht.´
Sylvia Weve kreeg van de Penseeljury een Vlag en Wimpel. Uit het juryrapport: ´Krachtig is het woord dat het werk van Weve het best samenvat.´

Doodgewoon
Bette Westera (tekst) en Sylvia Weve (ill)
Gottmer, 2014