Een lied dat alleen ik kan horen - Barry Jonsberg

Voor wie recensies leest weet dat op de laatste bladzijden van dit boek het verhaal een verrassende wending zal nemen. De verleiding is dan ook groot om eerst die laatste pagina’s te lezen, maar doe het niet. Laat je verrassen! Gelukkig is het niet moeilijk de verleiding te weerstaan omdat Jonsberg vanaf de eerste bladzijde de lezer aan zich bindt. Het boek heeft helemaal geen spectaculair einde nodig om de moeite waard te zijn.
Het verhaal gaat over de dertienjarige Rob, hij is de verteller. Rob is een stille jongen die niet graag in de belangstelling staat. Als op een dag Destry Camberwick zijn klaslokaal binnenstapt is hij op slag smoorverliefd. Rob heeft niet veel ervaring met de liefde en hij besluit het onderwerp grondig te bestuderen. Hij ondervraagt zijn ouders, zijn opa en zijn beste vriend Andrew over hun ervaringen. Andrew, volgens Rob expert in meisjeswensen, biedt zijn hulp aan.
Rob zet in op verschillende strategieën: op aanraden van zijn moeder probeert hij een liefdesgedicht te schrijven en hij besluit om met een sportieve prestatie indruk op Destry te maken. Dat laatste is bijzonder gewaagd omdat hij bepaald geen sportief type is.
Er is nog iets dat Rob bezighoudt, hij krijgt anonieme berichten op zijn telefoon met uitdagende opdrachten, zoals het deelnemen aan een talentenjacht of ervoor te zorgen dat hij de voorpagina van de plaatselijke krant haalt. Rob denkt dat zijn opa erachter zit, maar die ontkent alles.

Barry Jonsberg maakte eerder indruk met zijn boek Het alfabet van Candice Phee over een meisje met autisme die op haar eigen wijze problemen oplost. Ook in Een lied dat alleen ik kan horen kiest hij voor een opmerkelijke verteller, de verlegen verliefde Rob. Rob kijkt goed naar mensen en weet ze in enkele rake zinnen treffend te beschrijven. Bijvoorbeeld Daniel Smith: ‘leeftijd: veertien (ongeveer –we sturen elkaar geen verjaardagskaarten). Vlezig, maar niet als een goede biefstuk. (...) Hij maakt er een gewoonte van om zijn kin vooruit te steken alsof het een vuurwapen is.’ Daniel stelt Rob altijd dezelfde vraag: ‘Knokken, ja? Zin in? Tong verloren? Knokken, ja?’ In het verhaal duikt Daniel regelmatig op om zijn vraag te herhalen. De scène heeft altijd dezelfde afloop.
Een belangrijk onderdeel van het verhaal is Robs band met zijn opa, die hij Pop noemt. De altijd vloekende Pop staat cynisch in het leven. Hij wil niet over het verleden praten en dus weet Rob weinig over zijn oma en over het oorlogsverleden van Pop. De gesprekken tussen Rob en zijn verbitterde opa zijn zowel grappig als ontroerend. Overigens ‘bliept’ Rob alle vloeken van Pop uit de tekst.
Jonsberg schrijft fijne dialogen, die geweldig zijn vertaald door Annelies Jorna. De schrijver is ook een meester in het opbouwen van het verhaal. De ene keer wordt een gebeurtenis uitgebreid verteld met veel oog voor detail en dan wordt zelfs vermeld welk geslacht de arresterende agenten hebben. Op andere momenten doet de schrijver een ingrijpende gebeurtenis met enkele woorden af. Jonsberg zet ook regelmatig aan het einde van een hoofdstuk een cliffhanger in; de lezer popelt dan om te weten hoe iets afloopt, maar Jonsberg neemt eerst een andere afslag. Aan het einde van het verhaal komt de meest verrassende wending, die ik hier natuurlijk niet verklap. Het is een ontroerende twist die de lezer iets geeft om over na te denken.

Een lied dat alleen ik kan horen is een vlot geschreven verhaal met een verrassende ontknoping. Een boek dat je vaak doet glimlachen en dat ook ontroert. Een van de mooiste boeken uit 2018.

Een lied dat alleen ik kan horen
Barry Jonsberg, vertaald door Annelies Jorna

Lemniscaat, 2018