Ik heb mijn zusje kwijtgemaakt - Mohana van den Kroonenberg


Zevenjarige Kos heeft het naar zijn zin. Zijn moeder heeft een blije dag en dat komt niet zo vaak voor sinds zijn zusje Soof is geboren. Ze wil zelfs een spelletje memory met Kos spelen. Het wordt minder leuk als mama ook een setje kaarten weet te scoren en papa en mama ineens meer oog voor elkaar hebben dan voor Kos. ‘Wij horen er niet meer bij’ denkt Kos. Hij pakt daarom zijn babyzusje uit haar bedje en gaat met haar naar de tuin. Zijn ouders lijken dit niet te merken en als ze ook niet reageren op zijn dringende vraag naar lakens en knijpers om een hut te kunnen bouwen bedenkt Kos een ander plan: ze gaan verstoppeertje spelen. Omdat papa en mama zo flauw doen besluit hij met zijn zusje naar het park te gaan, wat eigenlijk niet mag. Eerst verstopt Kos zijn zusje en vervolgens zoekt hij zelf een plekje. Maar dan moet Kos plassen. Als hij Soof mee naar binnen wil nemen is ze weg. Kos gaat alleen naar huis en wordt daar ontvangen door boze ouders. Mama’s blije dag is duidelijk voorbij en papa praat met ‘met stekels en doornen’. Kos rent het huis uit en gaat terug naar het park. Het is duidelijk dat hij nooit meer terug kan en dus moet hij een ander huis vinden.

Mohana van den Kroonenberg zette zichzelf vorig jaar als kinderbekenschrijfster op de kaart met haar debuut Dodo. In haar nieuwe boek kruipt ze in het hoofd van een zevenjarige die zijn zusje kwijt raakt in het park. Deze rampzalige gebeurtenis wordt ruim van te voren aangekondigd in verschillende vooruitwijzingen. De eerste zin van het boek is daarvan een voorbeeld: ‘Ik ben Kos en ik heb mijn zusje kwijtgemaakt. Straks ga ik heus wel uitleggen hoe dat zit, maar eerst vertel ik hoe leuk het allemaal begon.’ Zo neemt Kos de lezer direct mee in zijn belevingswereld en wordt duidelijk dat de lezer het verhaal beleeft vanuit Kos’ perspectief. Hij vertelt wat er gebeurt, wat hij daarvan vindt en hij reflecteert daar ook op. Daarbij wisselen fantasie en realiteit elkaar af
Sterk zijn de kleine veelzeggende zinnetjes die de lezer meer vertellen dan er staat. Bijvoorbeeld de opmerking dat zevenjarige Kos gewend is voor zijn zusje te zorgen: ‘Ik til haar over de rand, klom van de kruk en legde haar op de grond. We vielen niet. We vallen nooit. Ik doe heel veel met Soof. Mag. Moet. Aankleden. Uitkleden. Flesje maken. Boekje lezen…’
Kos kijkt met een onbevangen blik naar de mensen die hij ontmoet. Hij verbaast zich wel over het een en ander, zoals de eetgewoonten van een zwerver of een moeder die geen kaasstengel voor hem koopt als ze langs de bakker lopen, terwijl hij toch echt honger heeft. De ontmoetingen geven een mooi tijdsbeeld en weerspiegelen ook enkele maatschappelijke problemen, zoals de eenzaamheid en heimwee van een vluchteling of de woningnood onder jongeren. Van den Kroonenberg verwijst in haar boek regelmatig naar personages uit de jeugdliteratuur, al zal dit aan de meeste jonge lezers voorbij gaan.
Uiteindelijk komt het natuurlijk goed en wordt het avontuur op een fijne manier afgesloten.

Het boek is kleurrijk geïllustreerd door Nadia Meezen. Ze tekent de personages met schwung en weet daarbij de verschillende stemmingen goed weer te geven. Naast mensen zien we ook andere dingen, zoals de lege plek onder de struik waar Soof had moeten liggen, de slangenmand die Kos in zijn fantasie ziet of het schattige hondje van de zwerver (die niet toevallig Capi heet). Het geheel oogt aantrekkelijk en verzorgd.
 

Ik heb mijn zusje kwijtgemaakt
Mohana van den Kroonenberg met illustraties van Nadia Meezen
De Vier Windstreken, 2023

© Nadia Meezen